De lezing start met een inleiding over type 3 trauma waarbij wordt ingegaan op onveilige gehechtheid en hechtingstrauma, ondersteund door theorie-vorming en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek.
Daarna gaat het over de invloed van hechtingsproblematiek op de indicatie-stelling voor EMDR bij volwassenen die lijden onder de gevolgen van type 3 trauma. Er wordt uitgelegd wanneer en waarom een zorgvuldige , verantwoorde en succesvolle EMDR-therapie een gefaseerde aanpak nodig heeft.
Vervolgens staat traumaverwerking centraal. Wat behelst en beoogt traumaverwerking precies wanneer het om vroegkinderlijk chronisch trauma gaat ? Lukt het ook bij ernstig hechtingstrauma en wat is dan globaal het verloop van de behandeling ? Volstaat EMDR of is er meer nodig ?
Hierna komen we bij het meer praktische deel van de lezing, namelijk hoe EMDR toe te passen bij deze doelgroep. Het gaat dan o.a. over de casusconceptualisatie, de routing en de targetkeuze en over welke interweaves kunnen helpen bij zogenaamde blocking of looping-responsen.
Welke aanpassingen nodig zijn wanneer sprake is van structurele dissociatie, passeren kort de revue.
We staan langer stil bij de rol van de therapeut in deze behandelingen. De therapeut is in deze behandelingen namelijk behalve EMDR-therapeut ook een therapeutische hechtingsfiguur en niet te vergeten medemens. Als therapeutische hechtingsfiguur moet je dealen met de dynamiek en reënactments in de overdrachtsrelatie en deze goed leren benutten. Als medemens wordt weliswaar veel van je gevraagd in deze behandelingen, maar wegen, met voldoende zelfzorg, de opbrengsten hopelijk zwaarder.
Tot slot worden de mogelijke resultaten van EMDR bij hechtingstrauma benoemd en toegelicht.