Verslag van het achtste landelijke CELEVT congres ‘Het getraumatiseerde lichaam in therapie”, 14 oktober 2021, Amersfoort.
HEIDI DEKNUDT is een cliëntgericht en psychoanalytisch psychotherapeut en redacteur van het Tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie, het wetenschappelijke tijdschrift voor professionals in de GGZ in Nederland en Vlaanderen die werken vanuit of affiniteit hebben met het persoonsgerichte (client centered) referentiekader.
Hèhè, sinds lang weer een live congres. De vorige versie heb ik aan me laten voorbijgaan, ik geraakte het land niet uit en online had ik er weinig zin in. Maar dus blij dat ik opnieuw aanwezig mocht zijn op dit gezellige, kleinschalige maar zeer boeiende congres om voor jullie verslag uit te brengen!
De congresdatum viel midden in een geplande vijfdaagse opleiding over ‘Lichaamsgericht werken bij trauma’ die ik zou volgen. Omwille van de onverenigbaarheid tussen lichaamswerk en de corona-afstandsregels is die echter niet kunnen doorgaan. Zo kon ik toch aan dit congres deelnemen. Dat kwam dus mooi uit. De laatste jaren heb ik heel wat geleerd over het lichaam in therapie. Er beweegt veel op dit vlak. Een echte eye-opener was het boek ‘Traumasporen’ van Bessel van der Kolk en het congres van Pat Ogden en Janina Fisher. Van beide viel eerder een verslag in dit tijdschrift te lezen (Deknudt, 2016, 2017).
In de opening werd al dadelijk een brug geslagen naar mei volgend jaar. Dan zal er een festival doorgaan met als titel ‘We speak art’. Dat ligt helemaal in de lijn van wat we gewend zijn van CELEVT; kunst krijgt er een stevige plaats. Ook nu weer, met de film van een choreografie: ‘Re:Born’, improvisatie-danser Peter Rombouts en de organisatie De Plooi (waarover hieronder meer). Anders dan in vorige edities waren er enkel plenaire lezingen. Doorheen de dag hoorde ik vele dingen die gelinkt kunnen worden aan focusing, maar jammer genoeg werd er nergens verwezen naar de rijkdom die op dit domein al is vergaard.
Jooske van Busschbach opende als dagvoorzitter en stelt het lichaam centraal deze dag, niet de cognities (erover). We beschouwen het lichaam vaak als signaal en evalueren de therapie aan de hand van de aan/afwezigheid en de intensiteit van trauma symptomen maar, betoogde ze, er is wel degelijk veel meer mogelijk. Een rode draad doorheen alle lezingen was, zoals Frank Röhricht het even later stelde, ‘dumping Descartes!’: een pleidooi om de schotten tussen de geestelijke en de medische gezondheidszorg weg te halen en meer samen te kijken naar de problematieken waar mensen mee worstelen.
De eerste lezing werd gegeven door Frank Röhricht die het heeft over lichaamsgerichte therapie bij vroegkinderlijk trauma: ‘When words fall short: the traumatized body in therapy’. Röhricht is psychiater en lichaamsgericht therapeut, afkomstig uit Duitsland maar werkzaam in Londen en onderzoeker op het vlak van lichaamsbeleving bij psychiatrische problematieken. Er zijn veel argu menten om lichaamsgericht te werken in therapie: uit de bekende ACE-studies (Adverse Childhood Experiences) blijkt dat twee derde van de bevol king in de Verenigde Staten minstens één schade lijke jeugdervaring heeft meegemaakt, één op zes heeft er zelfs minstens vier meegemaakt. Wel blijkt uit onderzoek dat de prevalentie van seksuele en fysieke mishandeling erg gedaald is sinds de jaren ’70. Verwaarlozing daarentegen is gestegen. Op de lange termijn hebben deze negatieve jeugdervarin gen een grote impact. Bij zeven of meer ervaringen is de kans op suïcide 51 keer groter, bij jongens met zes of meer ACE’s is er 46 keer meer kans om een drugsverslaving te ontwikkelen en meisjes met acht of meer ACE’s hebben tien keer meer kans op een tienerzwangerschap. Verder is er een verhoogd le venslang risico op een lagere immuunresponsivi teit en op het ontwikkelen van kanker, diabetes en hartziekten. Deze onderzoeken zijn gekend, maar ik vond het toch heel confronterend om deze cij fers nog eens zwart op wit te zien. Via uitleg over de polyvagaaltheorie en de verwerking van een trauma in het geheugen, komt Röhricht tot de be vinding dat het lichaam via regulering komt tot een (mal)adaptatie die vele dingen kan inhouden: dissociatie, somatisatie, re-victimisatie, affectdisre gulatie, (zelf)beschadigend gedrag, verstoringen in de identiteit en verstoorde hechting. Deze cyclus van regulatie-(mal)adaptatie kan leiden tot mis-bo diment. Bij hyper-embodied regulatie is er sprake van depressie, angst, somatoforme stoornissen en PTSS (ik ben mijn lichaam). Instrumentele regulatie leidt 48 tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie tot persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen en verslavingen (ik heb mijn lichaam) en een hypo embodied regulatie leidt tot dissociatie en psychose (ik verlies mijn lichaam). Heel verhelderend vond ik dit.
In therapie wordt vertrokken van een cirkel met vijf verschillende domeinen in het werken rond trauma en kwetsuur: de pijn verlichten; de disregulatie normaliseren; emotioneel correctieve ervaringen aanbieden; vertrouwen herstellen en speelsheid herwinnen; opnieuw verbinden in ge lijkwaardige relaties en opstellen van narratieven. Röhricht spreekt het liefst over body and movement oriented therapy (BMOT), met tien belangrijke prin cipes, waarvan regulatie en modulatie de belang rijkste zijn. Experiëntiële vormen van therapie (inclusief spel-, creatieve, muziek-, bewegingsthe rapie, yoga, ademhalingsoefeningen, linken met kunstenaars) hebben de beste resultaten. Hij sluit de lezing af met richtinggevende vragen voor ver der onderzoek. Veel van wat aan bod kwam in deze lezing leverde mij een gevoel van herkenning op, maar de structurering gaf helderheid, zoals de onderverdeling bij de mis-bodiment.
Annemiek van Dijke, psycholoog en psychotherapeut, gaat hier naadloos op verder vanuit haar fascinatie voor onverklaarbare lichamelijke klachten en conversiestoornissen. Een videofragment van een man met uitvalsverschijnselen aan de linkerkant toont wat alexithymie inhoudt: ondanks de (emotioneel vlak vertelde) verhalen met traumatische impact, snapt hij zelf niet wat hem is overkomen en legt hij zelf de link niet tussen die gebeurtenissen en het uitvallen van zijn lichaam. Het gaat hier over mensen die geen woorden heb ben voor hun gevoelens. Als therapeut kan je hier veel bij voelen: je verveelt je of je voelt je geïrriteerd want jij ervaart de bijpassende gevoelens juist wel. Mensen met alexithymie maken 10% van de po pulatie uit, maar bij de groep van mensen met een complex trauma maken zij 60-85% uit. Alexithymie bestaat uit een cognitieve en een affectieve factor. De cognitieve factor houdt in dat er moeite is met het verwoorden van emoties, het onderscheiden van verschillende emoties en het analyseren van emotionele situaties. De affectieve factor verwijst naar moeite om emotionele arousal te verdragen en naar moeite met reflecteren en fantaseren. Er is sprake van een groep waarbij alexithymie aangebo ren is en een groep waarbij het verworven is door complex trauma. De laatste groep kan wel emoties ervaren (wat de eerste groep niet kan) en zijn verhoogd hypnotiseerbaar door hun capaciteit tot dissociatie.
Verder wordt ook de link gelegd tussen somatoforme stoornissen en hechtingsstijlen: een vermijdende hechtingsstijl komt significant vaker voor, een angstige hechtingsstijl beduidend minder. Alexithymie wordt geassocieerd met een overregu latie van het affect en een inhibitie van de emotie. Deze horen bij een de-activatie van het hechtings systeem (een vermijdende hechtingsstijl dus). Er werden een aantal interessante linken gelegd tus sen het window of tolerance, de hechtingsstijl en de polyvagaaltheorie. Van Dijke sluit af met een op timistische boodschap: alexithymie kan multidis ciplinair behandeld worden, met integratie van psychotherapie, dans, muziek, lichaamsgerichte the ra pie, … Eenzelfde boodschap als haar voorgan ger dus. Toch miste ik hier wat concrete aanwijzin gen hoe je in psychotherapie hiermee aan de slag kan. Ik merk dat ik hier kennis en handvatten mis, ik ben nog zoekende om dan voorbij het feitelijke te geraken zonder deze cliënten te veel te bruuskeren in hun eigen percepties.
Marco Boks, psychiater en onderzoeker neemt de fakkel over en legt de evolutie van jeugdtrauma naar psychische problemen bloot. Hij baseert zich vooral op de nieuwste onderzoeken rond blijvende veranderingen in het lichaam, zelfs in het DNA, de genetica en epigenetica. Boks legt de psycho logische en de lichamelijke veranderingen na een trauma naast elkaar. Als psychologische mechanis men na trauma of bij psychopathologie ziet hij een andere verwerking van angst, een andere verwer king van de realiteitszin (salience en dissociatie), veranderingen in het leren en geheugen en veran deringen in betekenisgeving. Daarnaast staan de lichamelijke mechanismen: andere instelling van het stresssysteem, andere ontwikkeling van het dopaminesysteem, veranderde integratie van de hersenfuncties en veranderde instellingen in het DNA. Vooral de veranderde hersenfunctie kan leiden tot psychose of hallucinaties. Uit longitudinaal onder zoek bleek echter dat de mensen met de meeste veranderingen in het DNA geen PTSS ontwikkel den. De hypothese kan geformuleerd worden dat deze veranderingen een adaptieve reactie zijn. Verrassend is dat men in staat is om door middel van psychotherapie bij PTSS het DNA terug te herstellen. Dit houdt ook in dat het onderscheid tussen biologische therapie en psychotherapie vervaagt. Boks gaat dieper in op zijn lopend onderzoek waar in een eerste groep mensen gelijktijdig een epigenetisch middel krijgt toegediend dat net die veranderingen in het DNA beoogt en een behandeling met EMDR volgt. Een andere groep krijgt dit middel toegediend en een placebobehandeling. Dit onder zoek loopt nog tot juni 2022.
Hij gaat dieper in op het ‘Zorgprogramma stress en trauma’ in het UMC Utrecht. Thema’s die hij hierbij aanstipt zijn: het gaat over intensieve en langdurige trajecten; autonomie is een vaak terug kerend thema; er is een groot risico op hertraumatisering zowel tijdens de therapieën als in het dagelijks leven; een sterke wens om opnieuw te leven is een belangrijk ingrediënt tot succes. Vanuit de zaal kwam de kritische bedenking dat PTSS door de aandacht voor epigenetica (en het toedienen van stoffen hiertoe) mogelijk gemedicaliseerd wordt. Boks antwoordde hierop dat het een kwestie is van en-en. Als de epigenetica wordt gestimuleerd, slaat de psychotherapie beter aan, waar dan weer ge werkt wordt aan zelfwaarde, lichaamsbeleving, … Ik vond het alvast een heel prikkelend idee en ben benieuwd naar de resultaten hiervan. Het sluit erg aan bij wat ik eerder las in ‘Traumasporen’. Ik vind het raakvlak tussen biologie/neurologie en psychologie enorm boeiend maar voel ook gereserveerdheid en het belang van goede nuanceringen.
Na de pauze komt Nelleke Nicolai aan het woord over somatische tegenoverdracht en somatische resonantie bij traumatherapie met mensen met een vroegkinderlijk, preverbaal of ongementaliseerd trauma. Ze benoemt de verschillende aspecten van tegenoverdracht: emoties, sensoriële input, gedachten en vooroordelen, non-verbale uitingen, lichamelijke sensaties en onbewuste interpretaties. Maar Nicolai wil zich vooral toespitsen op resonantie. Belangrijk is hier om ‘het haakje’ in jezelf als therapeut te erkennen, hiermee wordt bedoeld: eigen behoeftes (om het goed te doen, …), angst, empathische gevoeligheid, eigen ervaringen, geen grenzen durven trekken, de nood om verwarring of ontreddering om te zetten in daden. Hier is leertherapie en supervisie van onschatbare waarde. Eens die dingen zijn ‘uitgefilterd’, kan je het impliciete weten, de resonantie even vasthouden, ‘verteren’ vooraleer je het inbrengt in de therapie. Je kan je ei gen ademhaling reguleren, je afvragen waarvoor je bang bent als je afstand voelt, je afvragen wiens rol je aanneemt bij overbetrokkenheid en bij een gevoel van verveling kan je je afvragen wat er niet kan of mag worden gevoeld. Daarnaast benadrukte Nicolai het belang van zelfzorg. Verder werd de vernieuwde website van NALK.info voorgesteld (Net werk Aanhoudende Lichamelijke Klachten), wat voorheen SOLK was (Somatisch Onvoldoende ver klaarde Lichamelijke Klachten), waar veel info is te vinden voor patiënten met chronische pijn en hun therapeuten. Deze lezing was met humor gebracht en fijn om naar te luisteren maar was voor veel cliënt gerichte therapeuten allicht gekende materie.
Mia Scheffers is bewegingswetenschapper, seksuoloog en integratief bewegingspsychotherapeut. Ze werkte ruim 25 jaar bij Centrum ’45 en is mede oprichtster van het Centrum voor Integratieve Be wegingspsychotherapie. Scheffers heeft het over vroege traumatisering, lichaamsbeleving, intimiteit en seksualiteit. Ze geeft aan dat daar in het Duitse gedachtegoed veel meer kennis over is dan in de Angelsaksische wereld. Mede onder invloed van de cognitieve gedragstherapie is in het Angelsaksische de aandacht voor het lichaam naar de achtergrond geschoven, daar waar Lipowski in Duitsland al in 1977 het werken aan een positieve lichaamsbeleving (plezier!) zag als doel van elke behandeling. Er werden veel tekeningen van patiënten gebruikt om te illustreren hoe je het tekenen van het eigen lichaam kan integreren in de therapie om te komen tot een positievere lichaamsbeleving. Er is ook onderzoek verricht naar de invloed van mishandeling in de kindertijd op verstoringen in het lichaamsbeeld in de volwassenheid. Het blijkt dat verstoringen in het lichaamsbeeld het meest voorkomen bij mensen met een PTSS als gevolg van kindermishandeling. Hier dient dus expliciet aandacht voor te zijn in de behandeling; het is opmerkelijk dat dit weinig gebeurt. Er worden enkele tests overlopen, zoals de Dresdner Körperbild Fragebogen, de Body Cathexis Scale, de Somatic Awareness Questionnaire om hier zicht op te krijgen. Ook het spreken over seksualiteit is erg belangrijk, meent Scheffers. Misverstanden die heersen zijn: ‘als het met de cliënt beter gaat, gaat het ook met de seks vanzelf beter’ en ‘seksualiteit is alleen een zinnig onderwerp wan neer er sprake is van een partner’. Het is belangrijk om seksualiteit en seksueel misbruik snel te bespre ken en niet pas na een aantal sessies. Veel vrouwen voelen wel dat ze bijvoorbeeld iets niet willen, 50 tijdschrift Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie maar vinden zichzelf niet de moeite waard om er naar te handelen. Het belang van bespreken wordt getoond aan de hand van een casus van een vrouw met ernstige, chronische spanningsklachten die niet-helpende medische ingrepen heeft ondergaan, die vermeden hadden kunnen worden als er eerst naar mogelijke misbruikervaringen was gevraagd.
Marieke Hoven is psychomotorisch psychotherapeut, werkzaam bij Heelzorg, Centrum voor Psychotrauma in Zwolle. Zij heeft het over somatoforme dissociatie. Deze vorm van dissociatie kan gebeuren op alle sensorische modaliteiten door het ontbreken van of intrusie door sensorische in formatie, of door een verstoorde lichaamsbeleving. Deze workshop zit vol met praktische aanwijzingen hoe er een nieuwe (veilige) sensorische of motorische prikkel kan aangeboden worden. Het gaat dan zowel om (sensorische) herbelevingen als het zich kleiner of jonger voelen (bijvoorbeeld het ge voel niet bij de deurkruk te kunnen, kan aangesproken worden door de lengte bij de deur te meten) of depersonalisatie (bij het gevoel buiten je lichaam te zijn, kan je vragen welke schoenen iemand aan heeft, of werken met gewichtjes) of uitval zoals vallen, verdoofd geraken (‘beweeg wat nog, of alweer, beweegt’). Belangrijke doelen om naartoe te werken kunnen zijn: zelf invloed kunnen uitoefenen op de klachten, meer verbinding met het hier-en-nu ervaren in het leven van alle dag, nieuwe positieve ervaringen opdoen.
Gedurende de dag was er ook een niet-verbaal of een andersoortig aanbod om het allemaal behapbaar te houden. Zo kwam Peter Rombouts, drievoudig wereldkampioen Argentijnse tango en improvisator, twee keer op het podium om alle op gedane kennis in een dans van beweging en poëzie te proberen vatten. Prachtig, een staande ovatie waard, maar niet na te vertellen. Het publiek was enorm enthousiast. De tweede keer dat hij op het podium kwam, was om hulde te brengen aan Nelleke Nicolai, die stilaan een lange carrière afsluit.
Net voor de middagpauze vertelde Annemijn Rijk over haar dansfilm ‘Re:Born’ over het terug toe-eigenen van een lichaam dat iets is aangedaan. Rijk is een choreograaf, die weet dat een (vroeg) traumatische ervaring zich in een lichaam kan nes telen en zich jaren na dato via datzelfde lichaam kan uiten. Deze film is de eerste film in een reeks van tien thema’s, afkomstig uit het boek ‘Body of Art’. Ieder thema vormt een startpunt voor haar onderzoek naar de communicatieve kracht van het menselijk lichaam en de verhalen die onze licha men rijk zijn. Na haar inleiding bekeken we samen de film, die prijzen won in Noorwegen en Colorado. Het thema is het overeind komen als je hard in het leven bent geworpen. Het gaat over de kracht die gevonden moet worden en die gevoeld moet worden in elke vezel, de kracht die nodig is om (opnieuw) te geloven in het lichaam. Het was een erg mooie en aangrijpende film; machtig hoeveel woordeloos beeld, licht, geluid en beweging kan oproepen. De sfeer bleef hangen toen we de pauze ingingen. Het was opnieuw een boeiende dag met interes sante sprekers, hoewel het weglaten van de work shops maakte dat het in mijn aanvoelen iets alge mener bleef. De kleinschaligheid van dit congres bepaalt ook echt de gemoedelijke sfeer en het was heel fijn om hier terug te zijn.