Auteur Iris Koops, 12 oktober 2019
“Wat zijn de gevolgen voor een kind dat de rol van het zwarte schaap had en wat zijn de gevolgen voor het gouden kind?” Dit was een van de vragen tijdens onze tweede workshop eergisteren op het congres van CELEVT. Het congres ging over opgroeien in een destructief gezinssysteem. In de ochtend waren er heel interessante lezingen en in de middag gaf ik samen met psychologe en trainer Richèlle Hodiamont twee workshops aan psychologen, therapeuten en andere behandelaars.
Het was ontzettend motiverend om de impact van narcistische mishandeling te behandelen en op de vele vragen in te kunnen gaan. Het hele congres voelde als een warm bad. Mensen stonden open voor onze boodschap, en niet alleen de circa 40 behandelaars die we via de workshops hebben bereikt, maar ook een aantal andere professionals die we spraken reageerden positief en geinteresseerd.
De impact van opgroeien onder een narcistische of psychopathische ouder is groot. De psychische en emotionele (en soms fysieke en seksuele) mishandeling laat diepe sporen na. Dit blijkt ook steeds meer uit onderzoek. Ik vertelde over de machteloosheid van een kind dat opgroeit onder zo’n ouder, omdat het eigenlijk nooit goed is. De aandacht en liefde, als die er al is, is voorwaardelijk. De narcistische of psychopathische ouder ziet zijn of haar kind als verlengstuk van zichzelf. Het kind moet zich volledig op deze ouder richten, om aan de gewenste behoefte van aandacht en spiegeling te voldoen. Het is eigenlijk de omgekeerde versie van hoe het hoort te gaan. Een gezonde ouder leert het kind omgaan met de eigen beleving en maakt het wegwijs in de wereld.
Een ouder met (trekken van) genoemde persoonlijkheidsstoornissen, is enkel bezig met de eigen beleving en behoeften en kan het kind niet zien als een losstaand individu. Niet alleen leren kinderen dus niet met hun eigen beleving omgaan, maar deze beleving moet vaak ook nog volledig worden onderdrukt. Zij kunnen nauwelijks een eigen identiteit ontwikkelen en weten, eenmaal volwassen, nauwelijks wie ze zijn en wat ze willen met hun leven. Daarnaast kampen velen met ernstige symptomen, zoals (structurele) dissociatie, ernstige depressie en veel psychosomatische klachten. Het is vaak een enorme zoektocht om uit te vogelen wat er met je aan de hand is. Omdat de mishandeling vaak op een bedekte manier plaatsvond en er zoveel gemanipuleerd is, denken slachtoffers dat zij zelf gek zijn. Zij hebben immers geen duidelijk aanknopingspunt om hun klachten te kunnen verklaren.
Ook legde ik uit dat kinderen binnen zo’n gezinssysteem vaak een verschillende rol hebben. De belangrijkste hiervan zijn de rol van het ‘zwarte schaap’ en die van het ‘Gouden kind. Al deze kinderen worstelen als ze eenmaal volwassen zijn nog steeds met een diepgeworteld gevoel van niet goed genoeg zijn. Voor het gouden kind is de lat bijvoorbeeld soms hoog gelegd, hij of zij werd dan als voorbeeld gesteld voor de andere kinderen. ‘Leek je maar wat meer op je zusje of broertje’ (het gouden kind), zei de ouder direct of indirect tegen de andere kinderen en dit veroorzaakte veel frictie tussen de kinderen onderling.
In mijn tweede boek leg ik ook uit hoe de narcistische of psychopathische ouder op die manier de controle houdt over het gezin, door wrijving en jaloezie te veroorzaken. Ook kan het zijn dat het gouden kind overal mee ‘wegkwam’, omdat al het gedrag positief werd gelabeld door de narcistische ouder. Volwassenen die de rol hadden van het gouden kind lijken vaak te slagen in hun bestaan maar diep van binnen zit vaak een diepgeworteld gevoel van faalangst en een hunkering naar bevestiging. Zij kregen in hun jeugd immers veel ‘positieve’ aandacht en zijn hierdoor afhankelijk gemaakt van de goedkeuring van de ander.
Het kind dat de rol had van het zwarte schaap kon niets goed doen, was als mens niet goed en werd vaak verantwoordelijk gesteld voor alles wat mis ging binnen het gezin. Hierdoor hebben veel kinderen die deze rol hadden een enorme zelfhaat ontwikkeld en de uiterst destructieve patronen waar zij dag in dag uit mee te maken hadden vaak verinnerlijkt. Onder deze groep volwassenen die niet de juiste hulp vinden zie je veel verslavingsgedrag en (neigingen tot) suïcide.
Opgroeien onder een ouder met narcisme of psychopathie vereist dat je je overgeeft aan diens realiteit. Je redt het niet als kind als je je tegen die ouder afzet. Kinderen hebben zelden vergelijkingsmateriaal en kunnen niet vaststellen dat hoe het er bij hen thuis aan toegaat, niet normaal is. Deze kinderen hebben vaak ontzettend veel loyaliteit naar de mishandelende ouder, omdat het gedrag van die ouder wordt gekenmerkt door onvoorspelbaarheid en het kind probeert grip te krijgen. Niets grijpt zoveel in op de ontwikkeling van een kind als die continue onvoorspelbaarheid. Niets is zeker. De basis voor deze (afgedwongen) loyaliteit is geen liefde, maar angst en machteloosheid.
Traumadeskundige Nelleke Nicolai vertelde in haar lezing dat kinderen die te maken krijgen met ernstige vormen van mishandeling vaak een dader-imiterend deel ontwikkelen, om zo de mishandeling te kunnen overleven. Vooral daders die in een combinatie van bedreiging en verleiding het kind mishandelen, roepen dit deel bij het slachtoffer op. Dit deed mij direct denken aan de narcistische of psychopathische ouder, die zich in welke relatie dan ook via verleiding toegang verschaft tot het slachtoffer. Door de combinatie van zogenaamde positieve aandacht en het opwekken van schuld, schaamte en angst, wordt het slachtoffer gebonden.
Ik vind inzicht in het dader-imiterende deel enorm belangrijk omdat dit deel heel veel voorkomt bij volwassenen die een dergelijke jeugd hadden, en er nog weinig over bekend is. Dat is een van de redenen waarom ik in mijn tweede boek uitgebreid op dit deel in ga.
We zijn vrijwel allemaal bekend met het Stockholmsyndroom, de situatie waarin de dader het slachtoffer aan zich bindt. Bij kinderen die opgroeien onder een zeer onveilige ouder gaat het nog een stap verder en is er een ander fenomeen van toepassing: ‘identificatie met de agressor’. Zo ontstaat het dader-imiterende deel. Nelleke legde uit hoe een onveilig kind in de onvoorspelbaarheid enige voorspelbaarheid probeert te creëren, door zich deels volledig met de dader te identificeren. “Je leert als hem te denken en te voelen en probeert hem zo te voorspellen”. Zo creëren kinderen een vorm van grip, maar als zij eenmaal volwassen zijn kan dit dader-imiterend deel nog voor veel problemen zorgen, zolang er geen goede hulp is om de boodschap van dit deel te verstaan.
Deze identificatie met de agressor verloopt via een aantal fases, vertelde Nelleke Nicolai. Het begint met volledige onderwerping van het kind aan de dader. In mijn beide boeken ga ik uitgebreid in op de verdedigingsreacties die in een situatie van gevaar worden ingezet. Omdat onveilige kinderen zich chronisch in een gevaarlijke context bevinden, is alleen de laatste verdedigingsreactie voor hen nog een optie, namelijk algehele onderwerping. Zij kunnen immers niet vechten of vluchten, en alleen onderwerping aan de wil van de ouder biedt nog een vorm van veiligheid. De tweede fase bestaat uit raden wat de dader wil. Het kind is volledig ingesteld op de onveilige ouder, hoe hij of zij kijkt, wat hij of zij zegt, en wat hij of zij wil. In de derde fase leert het kind denken als de dader.
Het is heel belangrijk om de overlevingswaarde van dit fenomeen in te zien. Alleen het nare is dat een slachtoffer, eenmaal volwassen en op zich ‘veilig’, dit destructieve gezinssysteem nog steeds van binnenuit beleeft. In mijn tweede boek zeg ik dit als volgt: ‘Er is iets heel wrangs met dit fenomeen aan de hand. Door identificatie met de agressor verinnerlijk je de boodschap dat je slecht bent en vervolgens probeer je van die boodschap af te komen’ (Boek, p.79). Daarom is het voor hulpverleners heel erg belangrijk om inzicht te hebben in dit deel en het binnen therapie op de juiste manier aan te spreken. Deze delen hebben eigenlijk het zwaarste werk op zich genomen en ervoor gezorgd dat het kind de mishandeling kon overleven.
Ik vond het een heel belangrijk congres en ben blij dat wij vanuit het Verdwenen zelf een bijdrage hebben kunnen leveren. Doordat steeds meer behandelaars inzicht krijgen in de impact van opgroeien onder een destructieve ouder, zullen steeds meer slachtoffers de hulp vinden die zij nodig hebben. En dat geeft hoop, omdat niets zo erg is als de eenzaamheid, verwarring en pijn die deze slachtoffers als kind hebben ervaren en die vaak nog elke dag voortleeft in hun volwassen bestaan.